Aanpassing (ViniYoga)

Door Lina Franco Morrison (2023)

Aanpassing is een van de kenmerken van de Yoga die wordt onderwezen door het Institut Français de Yoga (Frans Instituut voor Yoga), geïnspireerd door het onderricht van T.K.V. Desikachar, waarover Martyn Neal, een IFY-yogaleraar, sprak in het eerbetoon dat hij in september 2016 aan hem schreef. Lina Franco Morrison, ook een IFY-yogaleraar, deelt haar visie op wat aanpassing in yoga betekent.

Aanpassing (viniyoga) is het idee van een passend gebruik van technieken, gebaseerd op een zo groot mogelijke hoeveelheid informatie die is verkregen door observatie en luisteren.

Wat betekent aanpassen? In yoga, en meer specifiek wanneer we spreken over houdings- en ademhalingstechnieken, betekent het aanpassen, wijzigen en soms het afstemmen van iemands gedrag op nieuwe situaties. Aanpassing duidt zowel op een handeling als op een vaardigheid, namelijk het vermogen van een individu om te veranderen wat is verworven, wat bekend is, of het nu gaat om techniek (‘onze’ kennis) of onze manier van handelen (‘onze’ ervaring).

Waarom veranderen? Om een andere benadering te kiezen, om te integreren wat tot nu toe ontoegankelijk, onbekend of ongebruikelijk was. Aanpassing streeft naar harmonie tussen oud en nieuw. Tussen het bekende en het onbekende. Tussen het mogelijke en wat als onuitvoerbaar, onbruikbaar of onhaalbaar wordt ervaren. Op de yogamat is er geen plaats voor wat Spinoza ‘het wrijvingsloze lichaam’ noemde; er is frictie met grenzen, beperkingen, verstoringen of passies. De beoefening leert ons om de mat te confronteren en ons aan te passen (accommodare) zoveel als de aard der dingen vereist (quantum rerum natura exigit).¹ Zoveel als de situatie en de aard van het individu vereisen.

Alle aanpassingen worden gevoed door nauwkeurige observatie en zorgvuldig luisteren. Ze kunnen worden beschouwd als een upāya,² dat wil zeggen een hulpmiddel of methode om dichterbij te komen, om te verduidelijken wat vals wordt waargenomen, weerstand te overwinnen en afwijzing te doorbreken, kortom om alles wat op een diep niveau vastzit weer in beweging te krijgen en ook om ingesleten gewoonten in vraag te stellen, zowel van studenten als van leraren. Het gaat om veel meer dan een juiste toepassing van technieken, want door uit te gaan van waar je bent en vervolgens op een andere manier ’te gaan, te lopen’, komt de mogelijkheid van een diepe transformatie van het wezen in het spel.

Aanpassing gebeurt niet incidenteel, maar eerder in fasen. Wanneer we het toepassen, markeren we een pad van begeleiding en vooruitgang, dat Viniyoga wordt genoemd.³ Het is ongetwijfeld op de lange termijn dat de twee aspecten van upāya – aanpassing en vooruitgang – hun ware schatten onthullen: het bewustzijn dat zich opent voor loslaten, waardoor alles wat de yogi belastte wegvalt. De sluiers scheuren en vallen dan, en geven een nieuwe helderheid terug aan het bewustzijn.